09/03/2025 | Press release | Distributed by Public on 09/03/2025 04:56
*** Ce discours a été prononcé à Gouda le 3 septembre 2025 en néerlandais, à l'occasion de la rentrée académique. Seule la parole prononcée fait foi.***
Geachte dames en heren
Ik ben heel blij en vereerd om samen met u het nieuwe academiejaar van de Mandeville Academy te openen. Sommigen onder u vragen zich ongetwijfeld af: hoe belandt de eerste minister van België hier, in een school in Gouda? Daar zijn vele goede antwoorden op te geven.
Het onderwerp gaat mij alvast naar het hart.
Mijn vrouw is een Nederlandse, en een leerkracht. Ik had tot voor kort vier schoolgaande kinderen. We hebben het thuis niet vaak over politiek, maar ik kan u verzekeren dat er een grote uitzondering wordt gemaakt voor alles wat het onderwijs aangaat.
Naast het onderwerp is ook de plaats me op het lijf geschreven. De leuze van Gouda is "per aspera ad astra", de leuze die ik gebruikte na de jongste verkiezingsoverwinning. De kleuren van Gouda zijn rood en wit, net zoals die van mijn geliefde thuisstad Antwerpen.
En zelfs een reclameslogan voor Goudse oude kaas zou ik als persoonlijk motto kunnen gebruiken:
Rijp, doorleefd en altijd lekker scherp.
Die kaas is ook erg lekker, maar daar houdt de analogie op.
U ziet, tal van goede redenen voor mij om vandaag aanwezig te willen zijn. Maar dat is natuurlijk niet dé reden.
Er is namelijk één reden waarom Mandeville-voorzitter Harry Veenendaal zo vriendelijk was om mij uit te nodigen. En die reden heet Dina.
Dina is een gedreven jongedame uit mijn eigen stad en ze heeft bijzondere talenten.
Omdat ze in het regulier onderwijs die talenten onvoldoende kon ontplooien, was het haar grote droom om hier te kunnen studeren en ervaringen op te doen.
Om haar daarin te steunen, liep ik enkele maanden geleden de Antwerpse Ten Miles als sponsorloop om haar een duwtje in de rug te kunnen geven.
Want wat is er beter en mooier dan de toekomst van onze samenleving te verzekeren en te investeren in jonge mensen met bijzondere talenten?
*
Dames en heren
De heer Veenendaal - Harry, als ik mag - vroeg mij om u een klein half uur te onderhouden.
Ik ga die tijd schaamteloos gebruiken om met u te mijmeren over de staat van ons onderwijs. Dat lijkt me maar wat gepast op een dag als vandaag. En belangrijk: hier kan ik dat vrijuit en ongestraft doen.
U weet ongetwijfeld dat België een vreemd en complex land is. Maar wat u misschien nog niet wist, is dat ik de enige regeringsleider ben in de Europese Unie - en ik vermoed ver daarbuiten - zonder enige onderwijsbevoegdheid.
Zelfs landen met een sterk gedecentraliseerd onderwijslandschap, zoals Duitsland of Spanje, hebben nog steeds een centrale onderwijsminister.
De laatste Belgische minister van onderwijs trok in 1992 de deuren achter zich toe. Onderwijs was drie jaar eerder uitsluitend een gemeenschapsbevoegdheid geworden. Ze komt dus volledig toe aan de Vlaamse, Franstalige en Duitstalige gemeenschap.
En dus kan ik in uw midden zeggen wat ik echt denk. Want niemand kan me er thuis politiek op aanspreken. Ik wil dat doen door een denkoefening die u, en zeker de studenten, hopelijk kan inspireren.
Ik wil beginnen bij het begin. Het echte begin zelfs. Het eerste hoofdstuk van het boek Genesis.
In dat verhaal schiep God licht en duisternis, de hemel, aarde en zee enzovoort. En iedere keer nadat Hij iets geschapen had, keek Hij er nog eens naar. En Hij zag iets.
Iets zegt me dat burgemeester Verhoeve heel goed weet wat God dan telkens zag. Hij zag dat het …
(…)
Inderdaad. "En God zag dat het goed was."
In het Hebreeuws klinkt dat zo: "Vajar Elohim ki tov."
Tov, met een "v", wordt vertaald als "goed".
Op het einde, toen God heel de schepping aanschouwde, vond Hij ze zelfs tov ma'od. "Heel goed".
Dat woord tov kennen wij natuurlijk vooral door ons gebruik van "tof" voor iets dat we leuk of aangenaam vinden, zoals een tof hemd of een toffe avond.
Het Hebreeuwse tov heeft echter ook een diepere betekenis. Want tov betekent eigenlijk dat een ding doet waarvoor het gemaakt is.
Een gloednieuwe, blitse sportauto kan een "toffe" auto zijn. Maar als die auto niet rijdt, dan is hij niet tov. Want een auto heeft nu eenmaal als eigenschap dat hij moet rijden. Tof zijn, is soms niet genoeg om ook tov te zijn.
En dus wil ik de vraag op tafel leggen: onze scholen moeten tegenwoordig "tof" zijn, maar zijn ze nog altijd tov? Doen onze scholen waarvoor ze gemaakt zijn?
Mijn antwoord zal u uiteraard niet verrassen: nee, dat doen ze niet. Of toch zeker niet genoeg.
*
Dames en heren
Onze scholen slagen er onvoldoende in om te doen waarvoor ze gemaakt zijn: de talenten van alle kinderen ten volle ontginnen en ontplooien. Ik illustreer dat graag met een citaat:
Steeds meer leerlingen en studenten beheersen het lezen, schrijven en rekenen niet goed. De onderwijskwaliteit staat onder druk. Er zijn leraren tekort waardoor te veel lessen wegvallen. Onderwijsinspecteurs geven één op vijf van de onderzochte scholen een onvoldoende.
Het zijn doemzinnen die lezen als een koude douche. Ze vormen de inleiding van het luik "onderwijs" in het regeerprogramma van de huidige Nederlandse regering.
Maar ze hadden net zo goed uit het Vlaams regeerakkoord kunnen komen.. Vorige week kondigden 14 Brusselse basisscholen aan dat ze voor het derde schooljaar op rij noodgedwongen op woensdag geen lessen zullen inrichten. Ondanks grote en geslaagde inspanningen de voorbije jaren om meer leerkrachten aan te trekken, blijven de tekorten groot.
Ook op vlak van kennis loopt het in Vlaanderen niet veel beter dan in Nederland. Het niveau van Vlaamse leerlingen wat betreft lezen, wiskunde en wetenschappen was in het laatste PISA-onderzoek van 2023 nog nooit zo laag.
Waaraan ligt dat nu?
Een deel van het probleem ligt in de overdaad aan prikkels waarmee leerlingen worden overladen. We zijn ons daar ondertussen goed van bewust.
De voorbije jaren is de strijd tegen overprikkeling een hot item geworden. Tien jaar geleden was een tablet een statussymbool, vandaag blinken jonge ouders van trots als ze bevriende koppels vertellen dat hun kind van hen geen tablet mag gebruiken.
Trouwens, als ik respect wil van mijn kinderen, dan zeg ik steevast: "Papa haalde een diploma zonder internet." Dat leidt dan tot een moment van respect. Al zou het ook verbijstering kunnen zijn, zoals de personages in Jurassic Park bij het zien van levende dinosaurussen.
Nederland voerde vorig jaar een "mobieltjesverbod" in, zoals dat hier sappig heet. Vlaanderen volgde dit schooljaar. We mogen echter niet de fout maken om nu te denken dat het probleem daarmee is opgelost.
Een leerling die de smartphone op school achter moet laten in een locker, kan die acht uur later gewoon weer vastnemen. En dan blijven er nog zestien uur over in een dag. Dat mobieltjesverbod is dus maar een stuk van de puzzel.
Voor vele ouders die het erg druk hebben, is een resem onlinefilmpjes nog altijd een welgekomen manier om ervoor te zorgen dat hun kinderen eventjes afgeleid zijn. Waren lange autoritten met kinderen vroeger een lawaaierige hel, dan rijd je nu door half Europa in een gewijde stilte, geschapen door schermpjes en AirPods.
De overdaad aan digitale connectie komt overigens ook door leerkrachten die taken 's avonds op leerplatformen zwieren, of ouders die leraren als een soort veredelde ChatGPT gebruiken.
Een leerkracht in een basisschool vertelde eens dat ze in een Whatsapp-groep met ouders 's avonds laat geregeld de vraag kreeg of het de volgende dag zwemles zou zijn en ze hun kind zwemkledij moesten meegeven.
De kalender van die lessen was al ruim op voorhand beschikbaar, maar kennelijk vonden vele ouders het minder moeite om een bericht op Whatsapp te sturen dan de kalender te consulteren. Het dreef de leerkracht, die uiteraard beleefd wou blijven, op de duur tot wanhoop.
Het zijn dus zeker niet enkel leerlingen die overprikkeld kunnen geraken. Ook ouders en leerkrachten lijden daaronder.
Overprikkeling is dus zeker een deel van het probleem, maar er is meer aan de hand.
*
Dames en heren
De leerlingen van tegenwoordig zijn slappelingen. Ze lopen slungelachtig rond. Ze vervelen zich gauw en worden dan melig. Ze zijn slordig, vooral op een ander. Ze zijn ontevreden, vooral over een ander.
Wie denkt dat ik hiermee de leerlingen van onze tijd heb samengevat, is mis. Ik parafraseerde een tekst van de Amsterdamse wetenschapper en jeugdwerker avant la lettre Walter van Wijk uit het jaar … 1924. Honderd jaar geleden dus.
En ook Van Wijk zag niets nieuw. Jan Comenius brak zich al in de zeventiende eeuw het hoofd over hoe het kwam dat leerlingen tegen hun zin naar school gingen en waarom hun prestaties ondermaats bleven.
Toch verloren Van Wijk en Comenius nooit de moed. Van Wijk bleef zich om zijn "fabrieksjongens" bekommeren, en Comenius wijdde zijn academisch bestaan aan het oplossen van de vraag hoe de ideale school eruit moest zien. Voor jongens én meisjes overigens, want op dat vlak was Comenius zijn tijd ver vooruit.
Ieder tijdvak heeft zijn eigen uitdagingen. Maar de vraag blijkt dus wel steeds dezelfde: hoe kunnen wij zo goed mogelijk aan de slag gaan met de leerlingen die we hebben zodat we het meeste uit hun talenten halen.
Dat is nooit evident geweest, en vandaag is het dat evenmin. Onze leerlingen zijn ongemeen divers geworden. Het aantal leerlingen met een gedrags- of ontwikkelingsproblematiek neemt hand over hand toe. En problemen op school kunnen thuis niet meer altijd op veel begrip rekenen.
Toen ik jong was, was de normale reflex thuis om de school gelijk te geven en leerkrachten eveneens. Had ik op school een probleem, dan had ik thuis een probleem. Nu lijkt die verhouding vaak omgekeerd: de school kan op weinig begrip rekenen, leerkrachten krijgen snel verwijten en problemen thuis gaan mee naar school.
Ik denk aan het verhaal van een leerkracht uit mijn stad, die een gesprek had met de papa van een leerling die agressief uit de hoek was gekomen. De reactie van de vader was schrijnend. "U moet mijn zoon dan maar slaan," was zijn advies.
Er zijn enorme uitdagingen op vlak van moeilijke thuissituaties, gebrekkige kennis van onze taal en culturele verschillen, die te lang met de verstikkende mantel der ruimdenkendheid zijn bedekt.
Nog altijd zijn er in mijn land zogezegd vooruitstrevende mensen die vinden dat de thuistaal thuishoort in de klas. Nederlands is voor hen blijkbaar de enige taal die men kan leren door ze minder te spreken.
Leerlingen die geen enkele zin foutloos kunnen schrijven, moeten daar volgens dezelfde zienswijze vooral niet op aangesproken worden. "De DT-regels, die gaan er op termijn toch uit," zuchtte schrijfster en hogeschooldocente Kristien Hemmerechts eens. Domweg, voeg ik daar graag aan toe.
Ik vraag me af wat mijn voormalige collega-burgemeester Ahmed Aboutaleb, die ik ondertussen een vriend mag noemen, ervan zou vinden dat we de spellingsregels voortaan overboord zouden gooien.
Ahmed, die op zijn vijftiende plots in het Nederlandse bad gezwierd werd en onze taal leerde door Nederlandse kranten te doorploeteren met woordenboeken Nederlands-Frans en Frans-Arabisch, en eindeloos te kijken naar Van Kooten & De Bie om onze talige eigenaardigheden en humoristische cultuur beter te begrijpen.
Zulke waanzinnige ideeën, alsof taal en rekenen niet de weg naar slimmere en meer weerbare kinderen zijn, staan haaks op de basisdoelstelling van ons onderwijs: kinderen kennis bijbrengen en verwachten dat ze zich die kennis ook eigen maken.
Als we al geen correcte spelling meer mogen verwachten, besteden we ons onderwijslandschap beter uit aan de entertainmentindustrie.
De neiging tot het minachten van kennis door mensen die vaak zelf door kennis alle kansen gekregen hebben, doet mij denken aan de woorden van Margaret Thatcher, bijna zestig jaar geleden. Ze zei in een lezing in het postmoderne wonderjaar 1968:
One of the effects of the rapid spread of higher education has been to equip people to criticize and question almost everything.
Scholing verbinden aan resultaatsgebonden kennis, is vloeken in de kerk van zulke mensen, voor wie onderwijs vooral moet gaan over gelijke uitkomsten en niet zozeer over gelijke kansen.
Praten over intelligentie vertrekt in hun ogen vanuit discriminatie en racisme en het leidt enkel tot een vernederende ongelijkheid.
Maar toch is dat nu eenmaal wat scholen tov maakt: kinderen slimmer maken.
En daarom moeten we er net alles aan doen om kinderen kennis bij te brengen op een manier die hun talenten aanspreekt. Want uitgaan van lage verwachtingen is de ergste vorm van discriminatie die je kinderen kan aandoen.
Ieder kind heeft talenten. En ook al heeft niet ieder kind van elk talent evenveel, de zoektocht van ons onderwijs moet zijn om bij elk kind zoveel mogelijk talenten te doen bloeien. Dan zijn we in onze opdracht geslaagd. Dan is school tov.
*
Dames en heren
Dat lukt dus niet zolang school vooral tof-met-een-f moet zijn en niets mag verwachten, laat staan mag uitdagen.
In Vlaanderen hebben we daar een woord voor: "pretpedagogie". In Nederland heet het de "zesjescultuur". Beide woorden duiden op een ander deel van hetzelfde probleem.
Cabaretier en Slimste Mens-winnaar Wouter Deprez heeft daar een bijzonder mooie getuigenis over gegeven. Ik vond ze in het boek "Mijn kind, slim kind" van Gents hoogleraar Wouter Duyck, dat ik overigens warm kan aanbevelen.
Deprez herinnerde zich hoe hij als jonge tiener moeiteloos door zijn schooljaren walste. Hij hoefde nauwelijks iets te doen voor examens en was toch bij de besten van de klas. Tot hij een jaar of zestien werd, en de leerstof ineens een pak zwaarder werd.
Hij had nooit geleerd om lessen samen te vatten, vooruit te plannen of gedisciplineerd te studeren. Hij botste tegen een muur. Pas in zijn studententijd kreeg hij een echte werkmethode en was hij daar vlot mee weg. Die ervaring bezorgde hem een wrange nasmaak.
Toen hij zelf kinderen kreeg, wilde hij hen daarom meer ruimte geven om hun interesses te ontwikkelen, weg van de focus op kennis. School moest creatiever en speelser zijn. Resultaten waren minder van belang.
In zijn getuigenis maakt hij de balans daarvan op. Zijn kinderen zijn volgens hem meer empathisch en wereldwijzer, eigenschappen die hij belangrijk vindt - en ik zou zeggen: terecht belangrijk vindt.
Maar hij merkt dat het op vlak van kennis mank loopt. Lessen worden gegeven aan de hand van invulboeken die niet alleen duur zijn, maar vooral onvoldoende de leerstof stutten. Van kinderen wordt enkel verwacht dat ze hier en daar een woordje invullen, waardoor het geheel verloren gaat.
Daarenboven zijn de boeken opgeleukt met allerlei plaatjes, kleine teksten en zijsprongen. Kortom: de invulboeken moeten de les vooral tof maken. Maar de lessen leveren in werkelijkheid te weinig echte kennisvergaring op, zowel voor degenen die voor lopen op de andere leerlingen als voor degenen die een extra duwtje in de rug nodig hebben. Ze worden allemaal versmoord in de zesjescultuur die leidt tot demotivatie en frustratie.
De speelse creativiteit die Deprez zijn kinderen toewenste, wordt in de praktijk geslachtofferd op het altaar van de pretpedagogie.
Daarom moeten wij als maatschappij goed nadenken wat we van ons onderwijs verwachten. Het verbaast me niet dat de huidige Vlaamse onderwijsminister, Zuhal Demir, het principe van invulboeken aan een stevige herziening onderwerpt.
Ze is de dochter van een Koerdisch-Turkse mijnwerker die ooit te horen kreeg op school het advies "snit en naad" te volgen. Op zich is daar niets mis mee, maar Zuhal had nog andere talenten die evenwel meer moeite kostten om te ontginnen. Gelukkig had ze een leerkracht die dat wel in haar zag en haar waarde goed kon inschatten. Mede dankzij die oplettende leerkracht werd ze uiteindelijk advocaat en minister.
*
Dames en heren
De bouwstenen om ons onderwijs waardig tov te maken, liggen voor ons.
Pretpedagogie en zesjescultuur moeten de vergeetput in. We moeten back to basics, met een focus op kennisvergaring en het verwerven van ervaring.
Kinderen slimmer willen maken, is geen zonde maar een nobel streven.
Het is geen schande om, in de woorden van priester-pedagoog Alberic Decoene, te verlangen naar een "opvoeding tot adel". Ik citeer verder:
Niet de adel van titels, maar de adel van de geest, een adellijke gezindheid die geen rechten verlangt, alleen plichten, met de edele gezindheid om den menschen tot voorbeeld te strekken.
Dat klinkt misschien allemaal oubollig. Maar als de uitdagingen van ons onderwijs op sommige vlakken tijdloos zijn, dan zijn de oplossingen van het verleden soms nog even waardevol.
Niet alleen voor kinderen die hoogbegaafd zijn en bijkomende uitdagingen gretig kunnen aangaan.
Ook wie het op school moeilijker heeft, kan door kennis en kunde "geadeld" worden. De waardigheid van arbeid herstellen volgens het adagium dat "arbeid adelt", is één van de grote uitdagingen van onze tijd.
Kennis verheft en arbeid adelt. Dat moeten de fundamentele principes zijn voor ons onderwijs. Ik ben er ook rotsvast van overtuigd dat vele leerkrachten, ouders en leerlingen zich daarin vinden.
En ik ben heel blij dat scholen zoals de Mandeville Academy deze principes omzetten in daadkracht. Door ervoor te zorgen dat kinderen kunnen excelleren en zichzelf ten volle ontplooien.
Zo wordt ons onderwijs tov ma'od.
Ik ben er overigens van overtuigd dat het hoger leggen van de lat onze scholen niet alleen tov maar ook toffer zal maken.
De warmste herinneringen aan mijn eigen schooltijd zijn die waar een leerkracht het onderste uit de kan eiste om mij uit te dagen. Om mij naar een hoger niveau te tillen.
Een geslaagde schooltijd is vaak verbonden aan één leerkracht wiens lessen levensbepalend zijn. Bij wie we, zoals het oude adagium luidt, niet voor de school maar voor het leven leren.
Voor mij was dat mijn oude leraars klassieke talen, André Mens en Guido Halsberghe. Voor Ahmed Aboutaleb was dat wiskundeleraar Kaptein. Het zijn namen die we meedragen en die ons voortstuwen. Ik wens iedereen zo'n leraar toe. Ze halen iets in ons naar boven.
Socrates vatte dat in de Platonische Dialogen als volgt samen:
Kalepà tà kalá.
Vertaald uit het Oudgrieks: het schone is moeilijk. De wijsheid dat ware schoonheid, kennis en deugdzaamheid een aangehouden inspanning en volharding vergt, is misschien zo oud als de mensheid zelf.
Alleen lijken we die waarheid soms te vergeten. Instituten als de Mandeville Academy zijn nodig om er ons op tijd en stond aan te herinneren.
*
Dames en heren
Ik wil dan ook al wie de schouders onder de Mandeville Academy zet, van harte bedanken. Dat geldt overigens voor alle leerkrachten en medewerkers die in onze scholen het beste van zichzelf geven. Jullie onverdroten inzet is de beste verzekering voor een welvarende toekomst.
En die toekomst wordt vormgegeven door onze kinderen. Ik wil Dina en al haar medestudenten enorm veel succes toewensen. Ik hoop dat jullie een boeiend, leerrijk en vruchtbaar studiejaar tegemoet gaan. Jullie harde werk zal beloond worden. Want arbeid adelt.
Per aspera ad astra!
Ik dank u.