VNCI - Netherlands Chemical Industry Association

10/13/2025 | Press release | Distributed by Public on 10/13/2025 07:51

Ruimtegebrek Nederlandse industrieclusters tussen 2030 en 2050

Om te kunnen verduurzamen hebben de vijf Nederlandse industrieclusters ( Noord-Nederland, Noordzeekanaalgebied, Rotterdam-Moerdijk, Zeeland-West Brabant en Chemelot) in de nabije toekomst meer ruimte nodig. Ruimte voor devestiging van nieuwe bedrijven in groeimarkten en sleuteltechnologieën, voor de transitie naar circulaire processen, voor de groei van bestaande bedrijven en voor de aanleg van energie-infrastructuur. Dit is de conclusie van het rapport'Nationale prognose ruimtebehoefte industrieclusters', opgesteld in opdracht van het ministerie van Klimaat en Groene Groei (in samenwerking met Economische Zaken, Volkshuisvestiging en Ruimtelijke Ordening en Infrastructuur en Waterstaat). "In gesprekken tussen het ministerie en de clusters kwam de ruimtevraag en hoe hierop te anticiperen, gelet op de diverse functies die een ruimteclaim hebben, telkens terug", vertelt Hub Ploem, partner bij onderzoeksbureau Stec Groep, dat het onderzoek uitvoerde. "Er ontstond behoefte aan een soort helicopterview: wat is het landelijke beleid?"

'Je kunt het niet helemaal overlaten aan de markt, zo is gebleken'

Voor de berekeningen maakte Stec Groep een uitgebreide analyse per cluster en een cluster-overstijgende analyse gericht op nationaal beleid. Hiervoor zijn onder andere gebruikt de bedrijfstakramingen van het EIB (Economisch Instituut voor de Bouw), de langjarige prognoses van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en van het Centraal Planbureau (CPB). Daarbij is de circulaire transitie meegewogen, aangevuld met de verwachte ruimtevraag van het energiesysteem (gebaseerd op het Programma Energiehoofdstructuur). Conclusie: in de vijf clusters wordt, zowel vanuit energie als economie, een aanzienlijke ruimteclaim verwacht, met name tussen 2030 en 2050. Rotterdam kent daarbij de hoogste ruimtevraag , gevolgd door Zeeland-West-Brabant en Noord Nederland.

Ruimteproductiviteit

"Het is een prognose op basis van de verwachte economische ontwikkeling", aldus Ploem. "We hebben gekeken naar de gevolgen van de economische ontwikkelingen en de situatie in een regio. Wat komt er op de clusters af, zowel kwantitatief, dus gewoon hectares, als kwalitatief? Hoe relatief is de behoefte als je kijkt naar de ruimtevraag minus het aanbod? We hebben de langjarige prognoses gespiegeld in de regio, en we hebben de clusters gevraagd: wat verwachten jullie zelf, zijn er bedrijven die willen uitbreiden, en hebben jullie aanknopingspunten waarom je bepaalde ruimte nodig hebt? Een antwoord kan natuurlijk strategisch ingestoken zijn, en niet alle plannen worden door bedrijven gedeeld, maar je kunt op hoofdlijnen wel de beweging in zo'n cluster constateren, en dat neem je mee in je verwachtingen. Het model gaat uit van de ruimteproductiviteit, de toegevoegde waarde die bedrijven omzetten per vierkante meter of hectare. De ruimteproductiviteit ga je spiegelen aan trends en ontwikkelingen en zo een inschatting maken van toekomst."

In de prognose wordt gesproken over de fysieke ruimte en de milieuruimte. Met het laatste worden met name bedoeld externe veiligheid, geluid en geur. Ploem: "Externe veiligheid speelt vooral bij de chemische industrie een belangrijke rol. We zijn uitgegaan van bestaande onderzoeken. Onder alle bestemmings- en omgevingsplannen ligt een milieuonderzoek. Op die manier hebben we gekeken naar de milieuruimte per gebied. Je ziet dan dat in bepaalde gebieden de milieuruimte op is. Er zijn nog wel kavels waar je in potentie een bedrijf zou kunnen vestigen, maar omdat de andere bedrijven op het bedrijventerrein al alle contouren van externe veiligheid of geluid bezetten, is er geen ruimte voor een nieuw bedrijf. En waar nog wel milieuruimte beschikbaar is, ligt die niet altijd op de juiste plek, bijvoorbeeld doordat er geen grond beschikbaar is of doordat de activiteit een te groot risico vormt."

Bandbreedte

In het rapport wordt een aantal keren gesproken over 'een bepaalde mate van onzekerheid'. Ploem legt uit: "Er zijn best wel wat onzekerheden. Stel dat we de ambities rondom verduurzaming terugschroeven, dan daalt de ruimtevraag in de industrieclusters. Of stel dat de economie inklapt. Of denk aan importtarieven, die gevolgen hebben voor industriepolitiek elders. Of neem de bedrijven in jullie sector, de chemie, die vaak op mondiale schaal opereren, waardoor een beslissing elders hier grote gevolgen kan hebben. Dit zijn allemaal mogelijke ontwikkelingen die het onvoorspelbaar maken. Daarom rekenen wij met een Robuust-Hoog-scenario en een Maximaal-Laag-scenario. Binnen die best wel grote bandbreedte gaat de ruimtevraag zich ontwikkelen. Havenbedrijf Rotterdam bijvoorbeeld heeft ook een prognose opgesteld, op basis van hun goederenoverslagvolume. Zij zitten extremer qua negatief en extremer qua positief dan wij. Onze prognose bevindt zich een beetje in het midden daarvan. Wij gaan uit van twee energiescenario's en twee economiescenario's. Als je die combineert krijg je vier scenario's. In het laagste scenario is er eigenlijk geen planningsopgave, in het hoogste scenario, waarin zowel economie als energie hoog zijn, heb je extreme tekorten, en die ga je waarschijnlijk niet oplossen door bij die industrieclusters er telkens iets bij te plakken. Ons prognosemodel probeert een handvat te geven om van daaruit beleidskeuzes te kunnen maken, en ons advies aan het ministerie is: ga voor de ruimtelijke planning uit van de twee middens-scenario's. Daarin zie je in alle clusters een tekort aan ruimte ontstaan."

Meer opslag

Vanwege (geo)politieke ontwikkelingen stagneert momenteel de transitie naar circulariteit enigszins. Dit is niet direct verdisconteerd in de prognose. Ploem: "Met zo'n prognose probeer je langjarig door de conjunctuurgolven heen te kijken. Het algemene beeld is dat circulariteit de toekomst heeft. En dat vraagt om meer ruimte, omdat bedrijven bijvoorbeeld meer (tijdelijke) opslag nodig hebben en meer gaan recyclen. Ondertussen blijven de fossiele bedrijven nog gewoon doordraaien. Dit soort elementen hebben we meegewogen, en uiteindelijk krijg je dan onder aan de streep de uitkomst zoals die is opgetekend in de rapportage. De prognose is zoveel mogelijk beleidsarm."

'Er zijn nog wel kavels waar je in potentie een bedrijf zou kunnen vestigen, maar omdat de andere bedrijven op het bedrijventerrein al alle contouren van externe veiligheid of geluid bezetten, is er geen ruimte voor een nieuw bedrijf'

Een apart verhaal zijn de Cluster 6-bedrijven, die vanwege hun solitaire locaties vaak ver van bestaande en toekomstige waterstof- of elektriciteit-infrastructuur liggen. Ook hebben ze meestal niet direct toegang tot een haven. "We verwachten daar ook een zekere groei en behoefte aan meer ruimte, maar daar zijn andere strategieën voor nodig. Veel meer gericht op maatwerk per bedrijf."

Combinatie

Het rapport presenteert acht handelingsperspectieven (zie kader). Ploem: "Welk handelingsperspectief je waar en in welke mate moet toepassen is cluster-specifiek. Ik denk dat in alle clusters een aantal handelingsperspectieven sowieso verkend moeten worden voordat je gaat denken over uitbreiding. Alleen soms kan je zeggen dat een cluster echt op slot zit, omdat de milieuruimte bijvoorbeeld op is. Je zou dan een paar bedrijven kunnen verplaatsen naar een nieuwe locatie, wat lucht geeft aan andere bedrijven om daar op het eigen kavel iets te ondernemen. Als je alles een beetje door je oogharen bekijkt, zal er uiteindelijk altijd een combinatie van handelingsperspectieven nodig zijn."

Bij een aantal handelingsperspectieven zijn vooral gemeenten en provincies aan zet: "Hoe zorgen we ervoor dat zij meer grip krijgen?" Andere handelingsperspectieven doen een beroep op het Rijk: "Hoe kan het Rijk meer regie krijgen?" Uiteraard is het vaak ook een wisselwerking. "Gemeenten zijn bijvoorbeeld vaak niet kapitaalkrachtig genoeg om de grond onder een bedrijf te kopen. Dan moeten ze toch samenwerken met de provincie en het Rijk."

Vervolgonderzoek

Om de handelingsperspectieven concreter te maken is een vervolgonderzoek gestart. Het resultaat zal worden gebruikt voor de (Ontwerp) Nota Ruimte, waarvan minister Hugo de Jonge medio 2024 namens het toenmalige kabinet het Voorontwerp presenteerde, als de ruimtelijke vertaling van de opgaven voor Nederland richting 2050. Het in nog de vraag welke bevindingen uit de 'Nationale prognose ruimtebehoefte industrieclusters' daarin terecht zullen komen. Ploem hoopt in ieder geval dat de beleidsmakers in Den Haag het belang van de clusters meer gaan inzien en hun beleidsstrategie daarop gaan aanpassen. "Dat ze daarin dus meer positie pakken in plaats van dat ze, wat in het verleden gebeurde, de regie aan de regio's en de gemeente overlaten. En ik hoop dan ze ook inzien dat bij industrie misschien af en toe ook wat overlast hoort. Een lokale bestuurder kan daar best gevoelig voor zijn, maar de minister zou daarin vanuit zijn helicopterview de doorslaggevende stem moeten zijn: dit vinden we belangrijk voor de BV Nederland, op deze plek gaan we het doen, want dan is de overlast voor andere plekken zo min mogelijk. We hebben in Nederland rond 2012 gezegd: het land is af, de Rijksoverheid hoeft geen regie meer te voeren op de ruimtelijke ordening. Nu zie je dat het Rijk de regie toch weer terugpakt, omdat de druk toeneemt, vanuit woningbouw, defensie, industrie, landbouw, natuur. Je kunt het niet helemaal overlaten aan de markt, zo is gebleken."

Handelingsperspectieven

  1. Herstructureren/intensiveren/hergebruik
    Optimaliseren van het ruimtegebruik op bestaande (ook de uitgegeven) kavels door herstructurering, intensivering of verdichting van bestaand gebruik. Daarnaast ook sterker sturen op (hernieuwd beschikbaar krijgen) van transitielocaties (hergebruik) als gevolg van ombouw en afbouw van (fossiele) activiteiten.
  2. Sturen op beschikbare milieuruimte
    Voldoende milieuruimte vrij maken of houden door overheden. Door het borgen van de bestaande milieuruimte (geluid, externe veiligheid, lucht en stikstof) of herziening van die contouren zodat meer ruimte ontstaat. Meer sturing op behoud van plekken met milieuruimte.
  3. Specialisatie
    Keuze voor specifieke doelgroepen of functies en daarmee sturen op ruimtegebruik en ruimtevraag gericht op systemen en netwerken van energie, grondstoffen en circulair.
  4. Ruimte voor energie net buiten contour cluster
    Realiseren van ruimte voor energie net buiten de contour van het huidige cluster. Doelgroep: energiefuncties/infra.
  5. Nieuw aanbod in cluster zelf (energie en economie)
    Realiseren van nieuw aanbod buiten de bestaande contour van het cluster. Doelgroep: energiefuncties/infra en economie.
  6. Satellietlocaties
    Regionaal in de nabijheid van het industriecluster ruimte beschikbaar stellen voor vestiging van (industrie- of energie-)functies om druk op bestaande ruimte in het cluster te verminderen.
  7. Schuiven tussen clusters
    Een deel van de ruimtevraag dat niet gebonden is aan een specifiek industriecluster verplaatsen naar een ander industriecluster.
  8. Nieuw industriecluster
    Ontwikkelen van een nieuw industriecluster buiten de al afgebakende gebieden om de ruimtevraag die niet gefaciliteerd kan worden in de industrieclusters te accommoderen.
VNCI - Netherlands Chemical Industry Association published this content on October 13, 2025, and is solely responsible for the information contained herein. Distributed via Public Technologies (PUBT), unedited and unaltered, on October 13, 2025 at 13:51 UTC. If you believe the information included in the content is inaccurate or outdated and requires editing or removal, please contact us at [email protected]